2. Isolatie vloer

Tegenwoordig worden vaak kanaalplaatvloeren gebruikt en deze zijn ook standaard al voorzien van een isolatielaag aan de onderzijde. Isolatie is onderdeel van het systeem geworden, maar dat was voor de energiecrisis in de jaren ’70 nog niet het geval. Ook beton was niet altijd standaard. In de jaren ’50 en ‘60 zijn ook holle baksteen vloeren gebruikt en daarvoor houten balken vloeren. In het algemeen geldt dat vloeren van gebouwen die zijn opgeleverd tot 2005 niet voldoende isolatiewaarde hebben als je het gebouw wilt voorbereiden op aardgasvrij.

1. Betonnen vloer isoleren

De meest eenvoudige en efficiënte manier is om de onderzijde van de betonvloer te isoleren door er isolatieplaten tegenaan te lijmen zoals EPS -of PIR-schuimplaten. De laatste zijn duurder, maar hebben minder dikte nodig bij dezelfde isolatiewaarde. Thermokussens zijn ook een mogelijkheid, maar wanneer er vaak in de kruipruimte gewerkt moet worden dan is het kwetsbaar. Wanneer er verwarmingsleidingen door de kruipruimte lopen dan is het beter om de wanden en de vloer van de kruipruimte te isoleren. Dat is wel meer oppervlak, maar het voordeel is dat de warmte binnen de gebouwschil blijft en dat de onderkant van de vloer bereikbaar blijft voor onderhoud aan de leidingen die ertegenaan bevestigd zijn. De kruipruimte moet wel geventileerd blijven, dus het levert relatief minder energiebesparing op. Het is ook mogelijk om een combinatie van vloer- en kruipruimte-isolatie toe te passen.

2. Houten vloer isoleren

De wat oudere woongebouwen zoals die uit de jaren ’30 tot en met ’50 hebben vaak vloeren van houten balken. Voor een groot deel geldt hiervoor hetzelfde advies als voor na-isolatie van betonvloeren. Bij houten vloeren is een breder scala aan isolatiematerialen mogelijk omdat de isolatie eenvoudig tussen de balken aangebracht kan worden. Denk aan isolatiedekens van steenwol, hennep en vlasvezels. Let wel goed op voldoende ventilatie van de kruipruimte, zeker bij dampopen isolatiematerialen zoals de laatstgenoemde. De isolatiedekens worden op hun plek gehouden met houten latten die tegen de balken gespijkerd worden. Pas altijd een vochtwerende folie toe op de bodem van de kruipruimte, tenzij er al een betonnen bodemafsluiter aanwezig is.

3. Vloer op grondslag isoleren

Er zijn ook appartementengebouwen zonder kruipruimte. In dat geval is de onderste vloer een betonnen keldervloer, al dan niet bewoond. Wanneer er sprake is van bewoonde souterrains dan is isolatie van de onderste vloer van de verwarmde gebouwschil minder eenvoudig. De vloer kan aan de bovenzijde geïsoleerd worden. Dan moeten ook de kelderwanden geïsoleerd worden. Als de kelder waterdicht is dan is dat geen probleem. Maar vaak zijn deze constructies van relatief dun beton (minder dan 25 cm.) en dan is het beton te vochtig om te isoleren. Er zijn manieren om de betonnen kelderbak alsnog waterdicht te maken. Hiervoor is advies van een specialist nodig.

Isoleer in geen geval de begane grondvloer als de kelderruimte eronder een bewoonde ruimte is. Deze ruimte wordt dan relatief nog kouder en er is daardoor kans op (extra) vochtproblemen. Bedenk dan dat het warmteverlies via de grond altijd nog een stuk minder is dan via de buitenlucht. Een kelder heeft een relatief constante temperatuur doordat de grondtemperatuur altijd ongeveer 12 graden is.

4. Plafond bergingen

Veel appartementengebouwen zijn gebouwd op een plint van bergingen en/of garages. Dan is de onderste vloer van de verwarmde gebouwschil het plafond van deze ruimtes. In dat geval is het mogelijk om de vloer van de woningen op de eerste verdieping te isoleren. Dit kan eenvoudig vanaf de onderzijde gedaan worden, mits er niet teveel leidingen aan deze vloer bevestigd zijn. Wanneer de gevels vanaf de buitenzijde geïsoleerd worden dan is het logisch om ook de plint van het gebouw mee te nemen, anders ontstaat er een verschil in dikte en afwerking. In dat geval kan de VvE alsnog kruipruimte-isolatie overwegen.

Voordelen

• Een goed geïsoleerde vloer voorkomt veel warmteverlies en zorgt ook voor minder overlast door tocht, koude en warme vochtige lucht uit de kruipruimte en optrekkend vocht in de bouwmuren van de woningen direct op de begane grondvloer. En: minder last van koude voeten!
• U bespaart op de energiekosten.

Belangrijkste aandachtspunten

• Probeer voor een goed resultaat een isolatiewaarde aan te houden van minimaal Rc = 4. Dit sluit ook aan bij de subsidievoorwaarden voor een Zeer Energiezuinig Pakket van RVO. Wanneer er vloerverwarming is aangebracht dan is een isolatiewaarde van minimaal Rc = 5 nodig.
• Wanneer de kruipruimte onder de vloer minder dan 35 cm hoog is dan is het niet mogelijk om eronder te kruipen om een isolatielaag aan te brengen. In dat geval kun je alleen de bodem isoleren.
• In geval van bodemisolatie, maar ook wanneer er vochtoverlast is in de kruipruimte, dan wordt eerst een waterkerende bodemfolie aangebracht om vocht uit de bodem tegen te houden. Daar bovenop kunnen dan bijvoorbeeld EPS-isolatieparels aangebracht worden.
• Let in alle gevallen goed op dat de isolatie aansluitend is. Ook de leidingdoorvoeren goed dichtstoppen en de openingen naar de schachten en de kruipluiken moeten ook goed geïsoleerd worden.
• Het enige dat open moet blijven is de kruipruimteventilatie.
• Wanneer de VvE overweegt om lage temperatuurverwarming aan te leggen dan zouden de begane grond vloeren ook aan de bovenzijde geïsoleerd kunnen worden, met daarop de vloerverwarming.

Meer informatie

Meer informatie over dakisolatie en nuttige doorverwijzingen kunt u vinden op de website van Milieu Centraal:

https://www.milieucentraal.nl/energie-besparen/energiezuinig-huis/isolerenen-besparen/vloerisolatie/